Van Gogh in
Kolenmijn Marcasse
Rue de Marcasse, Petit-Wasmes
De kolenmijn is niet meer in gebruik, maar de restanten van de gebouwen staan nog.
Van Gogh in
Kolenmijn Marcasse
Vincent daalde begin april 1879 af in de kolenmijn van Marcasse en werd daar rondgeleid door een man die zelf al 33 jaar in de mijnen werkte. Het bezoek maakte veel indruk blijkt uit de rijke, verhalende brief die Vincent naar aanleiding van zijn bezoek schreef. Na een verschrikkelijke afdaling in een mandje door de mijnschacht opende zich op zevenhonderd meter diepte een nieuwe wereld voor hem:
“Deze mijn heeft 5 verdiepingen, 3 daarvan, de bovenste, zijn uitgeput en verlaten, men werkt er niet meer in van wege er geen steenkool meer is. Indien iemand het zou beproeven om een schilderij te maken van de maintenages, dat zou iets nieuws zijn en iets ongehoords of liever ongeziens. Verbeeld U eene reeks van cellen in een vrij naauwen en lagen gang, gestut door ruw houtwerk. In ieder van die cellen is een arbeider in een grof linnen pak, groezelig en bezoedeld als een schoorsteenveger, bij het flaauwe licht van eene kleine lamp bezig om de steenkool los te hakken. In sommige van die cellen staat de arbeider regtop, in anderen (veine tailles à plat) ligt hij plat op den grond. De inrigting is min of meer als de cellen in een bijenkorf of als een donkeren somberen gang in een onderaardsche gevangenis of als eene reeks kleine weefgetouwen, of eigenlijk zij zien er uit als eene reeks bakovens zooals men ze bij de boeren ziet of de vakken in een grafkelder. De gangen zelf zijn als de groote schoorsteenen bij de brabantsche boeren.“ Lees de hele brief
Als lekenprediker vond Vincent het belangrijk zich te vereenzelvigen met de arbeiders en vond hij het belangrijk om een mijn te zien:
“De dorpen hier hebben iets verlatens en stils en uitgestorvens omdat het leven onder den grond is in plaats van boven. Men zou hier jaren lang kunnen zijn maar als men niet beneden in de mijnen geweest ware zou men nog geen juist gedacht hebben van den gang der zaken.” Lees de hele brief
Van Gogh in
Salon du Bebé
Tussen januari en juli 1879 sprak Vincent een aantal keer in de Salon du Bébé (ook wel Le temple de Bébé genoemd). In het zaaltje voor ongeveer honderd man kwam een afsplitsing van de protestante kerk van Grand-Wasmes samen. In een van de brieven aan zijn broer Theo schreef Vincent dat hij de bewoners niet gemakkelijk kon verstaan, omdat ze ontzettend snel een Frans dialect spraken. Ook hijzelf moest zijn tempo flink hoog houden om zich verstaanbaar te maken. De kwaliteit van Vincents preken liet vermoedelijk te wensen over, want zijn contract werd niet verlengd. Het Belgische Evangelisatie Comité oordeelde dat hij geen getalenteerd spreker was en niet in staat was om vruchtbare samenkomsten te organiseren.
rue du Pavillon 5, Cuesmes
Rue du Pavillon 5 bestaat niet meer, maar het naastgelegen pand waar Vincent ook woonde nog wel. In dat huis is nu het museum Maison Van Gogh gevestigd dat zich richt op Vincents verblijf in de Borinage.
Van Gogh in
Edouard Francq
Nadat Vincents contract als lekenprediker bij het Belgische Evangelisatie Comité niet verlengd werd, trok hij naar het plaatsje Cuesmes. Daar vond hij onderdak bij de predikant Edouard Joseph Francq (1819 – 1902). Het zal een zware tijd voor Vincent geweest zijn, want hij had voor de zoveelste keer een mislukking op werkgebied achter de rug en had daarmee niet alleen zichzelf, maar ook zijn familie weer in verlegenheid en verwarring gebracht. De situatie moet nijpend zijn geweest, want de briefwisseling tussen Theo en Vincent kwam bijna een jaar lang stil te liggen. Gefascineerd door de Borinage en de types die hij om zich heen zag, tekende Vincent veel:
“Zit dikwijls tot laat in den nacht te teekenen om wat souvenirs vast te houden en gedachten te versterken die het zien van de dingen onwillekeurig opwekken.” Lees de hele brief
Al in 1879 had Vincent van zijn oude baas Tersteeg een verfdoos en schetsboek gekregen die hij binnen de kortste keren half vol getekend had. Over Vincents tijd bij Francq is door het ontbreken van briefwisselingen en andere bronnen verder weinig bekend. Bovendien is het niet duidelijk tot wanneer hij precies bij Francq bleef.
Rue Wilson 221, Colfontaine
Rue du Petit-Wasmes 81, Wasmes
Het huisje was tot voor kort zeer vervallen, maar wordt gerestaureerd. In 2015 wordt Maison Van Gogh De Colfontaine geopend.
Van Gogh in
Familie Denis
Aangekomen in de Borinage vond Vincent door bemiddeling van de koopman Benjamin Vanderhaegen onderdak bij de boer Jean Baptiste Denis en dienst vrouw Estere Fiévez in Petit-Wasmes. Vincent werkte op dat moment als lekenprediker voor het Belgische Evangelisatie Comité. De huur van 30 francs per maand was laag, omdat Vincent ’s avonds de kinderen van het gezin onderwees. In zijn vrije tijd tekende hij kaarten van Palestina in de hoop die te verkopen aan scholen en catechisatieklassen. Volgens overleveringen maakte Vincent tekeningen van familie Denis: een portret van mevrouw Denis, grootmoeder die de koeien melkt, soep maakt of koffie maalt en grootvader die de paarden inspant. Vincent gaf de tekeningen aan de familie, maar deze zijn vermoedelijk naderhand verscheurd.
Vincent onthield zichzelf van alle luxe, gaf al zijn kleding weg aan de zieken en at zo eenvoudig mogelijk. Zijn kosthuis vond hij eigenlijk te comfortabel en hij huurde daarom een klein huisje voor zichzelf om in te wonen. Daar waren zijn ouders zo zeer op tegen dat vader Van Gogh naar de Borinage afreisde om Vincent van gedachten te doen veranderen. Mét succes: in een brief uit maart 1879 schreef Vincent aan zijn broer Theo:
“Heb een klein huisje gehuurd waar ik wel geheel en al zou willen wonen maar dat nu, daar Pa en ook ik zelf beter vindt dat ik bij Denis woon, alleen voor werkplaats of studeerkamer dient. Daar heb ik nog prenten aan den muur en van allerlei.” Lees de hele brief
Vincent bleef tot eind augustus 1879 bij de familie Denis wonen; daarna werd zijn contract door het Belgische Evangelisatie Comité niet verlengd en vertrok hij naar Cuesmes. De familie Denis behield een plek in Vincents hart blijkt uit een brief die hij in 1888 aan zijn vriend en kunstenaar Eugène Boch schreef:
“Als u ooit naar Petit-Wasmes gaat, wilt u dan informeren of Jean Baptiste Denis (boer) en Joseph Quinet (mijnwerker) er nog wonen en hun namens mij zeggen dat ik de Borinage nooit vergeten ben en dat ik het nu nog steeds graag zou terugzien.” Lees de hele brief