Van Gogh in
Hartsuiker
Pesserstraat 24, Hoogeveen
Toldijk 446
Het pand aan de Pesserstraat 24 (vroeger Toldijk 446) wordt erkend als de plek waar Vincent logeerde bij Hartsuiker hoewel diverse wetenschappers dit discutabel vinden. Grote Kerkstraat 51 (vroeger Grote Kerksteeg 51) wordt ook als een mogelijk adres genoemd. Het pand aan de Grote Kerkstraat is afgebroken en het pand aan de Toldijk/Pesserstraat is ingrijpend verbouwd.
Van Gogh in
Hartsuiker
Op 11 september 1883 arriveerde Vincent in Hoogeveen. Voor f 1,- per dag vond hij onderdak niet ver van het station van Hoogeveen bij logementhouder Albertus Hartsuiker (1827 – 1902), diens vrouw Catharina Beukema (1835-1908) en hun drie kinderen. Het logement had een grote ‘gelagkamer’(deel van de herberg waar de gasten konden zitten), stal, achterzolder en een tuin. Vincent kreeg de achterzolder als atelier en mocht zijn spullen op zolder laten liggen als hij op pad zou zijn.
Vincent verkende in de periode die hij in Hoogeveen zat de omgeving: Stuifzand, Zwartschaap, Pesse en later Tiendeveen, Nieuweroord en Nieuwelande. Het landschap met turf en heide, de armoedige onderkomens (de oudere huizen en plaggenhutten), de met turf beladen trekschuiten en ook de (arme) bevolking en de zware leefomstandigheden waarin zij verkeerden trokken zijn aandacht en dienden tot onderwerp in zijn werk. Zijn enthousiasme hierover klonk door in zijn brieven:
“Ik zag superbe figuuren buiten – treffend door een expressie van soberheid.” Lees de hele brief
Er zijn uit de tijd dat Vincent in Hoogeveen verbleef geen geschilderde figuurstudies en weinig tekeningen van figuren bekend. Hij ondervond dat de lokale bevolking niet wilde poseren met omstanders erbij, waardoor een fatsoenlijk atelier wenselijk was. Helaas ontbrak het Vincent aan licht en ruimte op de zolder bij Hartsuiker. Hij besefte dat hij een betere ruimte nodig zou hebben, wilde hij hierin slagen.
Vanuit Den Haag had Vincent het een en ander aan schildergerei meegenomen, maar al snel raakte hij door deze voorraad heen. Omdat hij in Hoogeveen niet aan nieuw materiaal kon komen, liet hij dit aanleveren via Furnée, de verfleverancier die hij nog uit Den Haag kende. Maar nadat ook dit op was sloeg zijn stemming om:
“En als ik mijn boeltje aanzie, het is te armzalig, te ontoereikend, te zeer uitgeput. Wij hebben hier mistroostige regendagen en als ik op het hoekje zolder kom waar ik mij geinstalleerd heb zoo is het daar al merkwaardig melankoliek – met het licht van één enkele glazen dakpan dat valt op een leege schilderkist, op een bos penseelen waar ’t haar weinig meer van deugt, enfin het is zóó curieus melankoliek dat gelukkig het ook een genoegzaam komiek aspect heeft om er niet over te schreijen maar het vroolijker op te vatten.” Lees de hele brief
Vincents nieuwsgierigheid naar de veenderijen en heide was al bij aankomst in Drenthe gewekt en het plan was dan ook om meer van de omgeving te verkennen. Met het geld dat hij van Theo en zijn vader ontving, schafte Vincent nieuw materiaal aan en kon hij na twee weken in Hoogeveen te zijn geweest zijn tocht oostwaarts Drenthe in realiseren en vertrok hij naar Nieuw-Amsterdam.
De Wheem 10, Zweeloo
Het kerkje te Zweelo bestaat nog steeds en is nog als kerk in gebruik.
Van Gogh in
Kerkje Zweeloo
Op 1 november 1883 maakte Vincent vanuit Nieuw-Amsterdam/Veenoord een dagtocht naar Zweeloo. Hij kon meerijden met zijn logementhouder Scholte. De dag maakte een diepe indruk op hem en hij schreef zijn broer over die dag die “als een droom” voorbij ging:
“Hier zijn de woningen heel breed, tusschen eikenboomen van een superbe brons.– Toonen in het mos van goudgroen, in den grond van roodachtigen of blaauwachtigen of geelachtigen donkere lilasgrijzen, toonen van onuitsprekelijke reinheid in het groen van de korenveldjes. Toonen van zwart in de natte stammen, afstekende bij gouden regens van warrelende, wemelende herfstbladeren die in losse pruiken, als of ze er op geblazen waren, los en met de lucht er door heen schemerend nog hangen aan populieren, berken, linden, appelboomen. De lucht effen, blank, lichtend, niet wit doch een lilas dat niet te ontcijferen is, wit waar men rood, blaauw, geel in ziet wemelen, dat alles reflecteert en men overal boven zich voelt, dampig is en zich vereenigt met den dunnen mist beneden. Alles tot elkaar brengt in een gamma van fijne grijzen.” Lees de hele brief
In Zweeloo hoopte Vincent collega kunstenaars te vinden en met name Max Liebermann, over wie hij veel had gehoord van zijn broer Theo. Vincent trof Liebermann of andere kunstenaars niet aan in Zweeloo en besloot niet op zijn huisbaas te wachten om mee terug te rijden, maar liep zelf terug.
Vincent maakte diverse tekeningen tijdens zijn dagtrip. Zo schetste hij een appelboomgaardje dat Liebermann ooit ook op doek had vastgelegd, tekende hij een spinster en maakte hij een schetsje van het Hervormde kerkje in Zweeloo, dat hem deed denken aan het schilderij L’Eglise de Greville van Jean-Francois Millet dat hij in Parijs had gezien. Op het tafereel dat Vincent tekende is een van het veld terugkerende herder met zijn kudde te zien voor het kerkje: een verschil met het werk van Millet waar voor de kerk een boer met een spade staat.
Kerkhoflaan, Hollandscheveld
De begraafplaats bestaat nog en is te bezoeken. Er bestaat onduidelijkheid of Vincent het kerkhofje van Hollandsche veld bedoelde, of dat hij het kerkhof van Pesse bezocht en tekende (Hoogeveenseweg 48, Pesse). Hier wordt in de literatuur over getwist. Zie bijvoorbeeld het boek De Drentse tijd van Vincent van Gogh van Wout J. Dijk en Meent W. van der Sluis (2001) voor deze discussie.
Van Gogh in
Kerkhof
Gedurende de tijd dat Vincent in Hoogeveen verbleef, bracht hij een bezoek aan een nabijgelegen kerkhof en schilderde het; een onderwerp dat hij vaker in zijn leven ter hand zou nemen. Hij schreef zijn broer over het bezoek aan dit kerkhof:
“Gisteren vond ik een der eigenaardigste kerkhoven die ik ooit zag – verbeeld U een stuk heide met een heg van digt opeen staande mastboompjes er om heen – zóó dat men meenen zou ’t een gewoon mastboschje was.– Evenwel er is een ingang – een kort laantje en dan komt men op een aantal graven begroeid met bunt en heide. Velen gemerkt met witte palen waarop de namen staan. […] De kleur is aldaar zeer eigenaardig. Het is iets schoons de echte heide op de graven te zien, de geur van terpentijn heeft iets mystieks. de donkere strook masthout die het afsluit scheidt een tintelende lucht van den ruigen grond, die in ’t algemeen een rosse kleur heeft – fauve – bruinachtig – geelachtig doch overal met lilas toonen. Het was niet makkelijk te schilderen, ik zal er verschillende effekten nog van zoeken, met sneeuw b.v. moet het zeer eigenaardig wezen.” Lees de hele brief
Vincent stuurde een schetsje van het schilderij mee in zijn brief naar zijn broer van 16 september 1883. Helaas is het schilderij waarop de schets gebaseerd is niet bekend.